Proeverij Wijnmakelaarsunie

Op 26/6 woonde ik samen met vier “partners in crime” de halfjaarlijkse proeverij van de Wijnmakelaarsunie bij. Met name voor de rode wijnen was het moeilijk om een goed oordeel te vellen. Nogal wat wijnen kwamen log en alcoholisch over en sommige hadden ook last van oxidatieve trekjes. Lag dit aan het weer? Aan hoe lang de flessen al ontkurkt waren? Of toch aan de wijnen zelf? Beginnen we echter met wit, waar enkele ontdekkingen te doen zijn. Dom. de Montmarin maakt in de voor mij onbekende Côtes du Thongue aromatische en fruitige wijnen op basis van de Zuid-Franse druiven Rousanne en Viognier. Ze kosten respectievelijk 240 en 259 frank. De Viognier beviel me het meest (een B-). Uit Sancerre is er de frisse Fleur du Roy 2000 van Dom. Reverdy-Ducroux. De neus is interessanter dan de fruitgebrekkige mond (een B). Wie de Doriane-cru te duur vindt kan de gewone Condrieu van Guigal proberen (ook Viognier): zeer exotische neus, maar volkomen droog gevinifieerd (iets té naar mijn smaak). De 1135 fr valt te verklaren door de extreem lage opbrengsten. Over naar Bourgogne waar vooral de prijzen de pan uitswingen. Zelfs in de “mindere dorpen” rekent men vandaag vlot 500-1000 frank per fles! Philippe Charlopin gaat de mist in met zijn nochtans veelgeprezen maar voor mij oxidatieve en “vieze” Bourgogne Chardonnay 1999 (359 fr.). Misschien stond de fles te lang open? Rully Raclot van Dom. Jacqueson geef ik een C+ maar kost wel 640 fr. B+ voor de Monthélie Blanc van Ch. De Puligny Montrachet, maar die kost – even slikken – 938 fr. Saint-Aubin La Chatenière van de overroepen Olivier Leflaive is geslaagd (B+) en een “koopje” aan 809 fr. De Meursaults 1999 van Latour-Giraud zijn zoals altijd top, maar de prijzen zijn niet meer van deze wereld. Heel evenwichtig en mooi maar nu nog moeilijk wegens gesloten was de “gewone” Meursault 1999 van Coche Dury. Prijs? 1750 frank. Tja. In rood concentreerden we ons op Bourgogne, waar het jaar 1999 zeer geslaagd heet te zijn, zowel inzake kwaliteit als inzake kwantiteit. Over dat laatste een korte uitwijding. Het Plafond Limite de Classement (PLC) werd door het INAO vastgesteld op 40 procent. PLC is de toegelaten méérproductie tegenover de wettelijk vastgesteld maximumopbrengst van een wijngaard. Dat betekent dat de overheid in Bourgondië een opbrengst van 56 hl/ha toeliet voor de rode wijnen uit de dorpen en 46 hl/ha voor de rode grand crus. Echter, de PLC werd retroactief toegekend, twee maanden nà de oogst. De meeste boeren gaven toevallig exact de door het PLC toegelaten opbrengst aan. Hier hoeft geen tekening bij: de boeren lapten de regels massaal aan hun laars en gebruikten allerlei trucjes om hun overproductie toch maar niet naar de verplichte distilleerderijen te laten afvoeren. Eén trucje is de “saignée”: het laten “bloeden” van de tanks om de most te concentreren. Dit produceert bij Pinot Noir logge en weinig subtiele wijnen. Was het dat wat we merkten tijdens de proeverij van de rode wijnen van Philippe Charlopin? Charlopin is een eigenzinnig mannetje die in het verleden prachtige wijnen afleverde (de “Philippe Charlopin Clos St. Denis 1996” is om voor te sterven). Maar zijn 1999’ers die ik bij de Wijnmakelaarsunie proefde kwamen zonder uitzondering muf, vermoeid, log en futloos over. De vier andere proevers waren het trouwens met mij eens. De notities geven steeds dezelfde opmerkingen: Waar is het fruit? Waar het plezier? Lag dit aan de proefcondities? Of heeft Charlopin verkeerd gegokt in 1999? Door tijdsgebrek proefden we nauwelijks andere 1999’ers. Van Jayer-Gilles was er een Hautes Côtes de Nuits aan 848 fr. die ik een B toekende, maar ook hier staat er “gebrek aan fruit” in mijn notities. Een andere B, de Santenay Clos des Hâtes van Dom. Muzard, gaf nog het meeste drinkplezier (592 fr.). We proefden ook nog een aantal niet-Franse rode wijnen. De notities daarvan en van alle wijnen vindt u {GlossSub (Proeverij Wijnmakelaarsunie 26/6/01, “hier”)}.