Ch. Ducru-Beaucaillou

Aan de vooravond van {GlossSub(Hermitage proeverij Graz (24 flessen 1982-2001),”een grote Hermitage-proeverij”)} in het Oostenrijkse Graz (culturele hoofdstad van Europa in 2003) proefde ik samen met Ive Marx, Michiel Carpentier en Sigrid en Gerhard Praesent (componist, dirigent en organisator van de Hermitage-proeverij) enkele oude jaargangen van Ducru-Beaucaillou. De flessen kwamen allen uit de kelders van de deelnemers. De proeverij gebeurde blind en in willekeurige volgorde. Op de proeftafel verschenen de jaargangen 1985, 1986, 1988, 1989, 1994, 1995 en 1996.


Château Ducru-Beaucaillou is momenteel één van de leidende eigendommen in in St.-Julien (een ‘super second’ zoals de Engelstaligen het noemen, naar de officiële classificatie van ‘2ième Cru Classé’ in 1855). Het Chateau is eigendom van de familie Borie. Francois-Xavier Borie nam in 1998 het dagelijkse beheer in handen, maar gaf de controle in 2003 over in handen van zijn broer Bruno en zuster Sabine, terwijl hijzelf zich voortaan bezig zal houden met de andere eigendommen van de familie, namelijk Chateau Grand Puy Lacoste en Chateau Haut-Batailley.


De 50 hectaren wijngaarden liggen in het zuidoosten van de appellatie St.-Julien en bestaan uit zes meter diepe grindlagen met grote stenen (zogenaamde Gunziaanse grindlaag), verrijkt met kleigrond. De naam Beaucaillou betekent trouwens letterlijk ‘mooie stenen’. De beplanting bestaat voor 65% uit Cabernet Sauvignon, 25% Merlot, 5% Petit Verdot en 5% Cabernet Franc. De laatste twee variëteiten worden niet in elke jaargang toegevoegd in de uiteindelijke “assemblage”. De gemiddelde leeftijd van de wijnstokken bedraagt 38 jaar en de plantdichtheid ligt op 10.000 stokken per hectare. Na een alcoholische “fermentatie” van twee weken op inoxtanken volgt een fermentatie van 40 tot 45 dagen in betonnen vaten, waar ook de “malolactische fermentatie” plaatsgrijpt. De wijn rijpt daarna achttien tot twintig maanden lang op eiken Barriques, waarvan vijftig tot zestig procent jaarlijks wordt vernieuwd, afhankelijk van de kwaliteit van de oogst. De wijn wordt gezuiverd met eiwitten en daarna lichtjes gefilterd voor de botteling.


Ducru-Beaucaillou is een typische St.-Julien: donkerkleurig, krachtig, rijp en goed gebalanceerd. De wijn heeft in goede jaren minimaal tien jaar veroudering nodig. In hun jonge jaren kunnen ze taai en hard smaken. Wil je de kenmerkende elegantie  van deze wijn proeven dan moet je geduld oefenen. Sinds 1995 wordt een tweede wijn geproduceerd onder de naam La Croix de Beaucaillou.


De betere oudere jaargangen tot 1985 zijn in de handel nog vrij vlot verkrijgbaar en dit voor verhoudingsgewijze interessante prijzen. Voor zover ik dit kon terugvinden geef ik bij elke jaargang een indicatie van de huidige verkoopprijs.


In de tweede helft van de jaren tachtig en begin de jaren negentig beleefde Ducru-Beaucaillou een terugval in kwaliteit wegens een besmetting in een opslagplaats en problemen met de kurkleverancier. Vooral met 1988 en 1990 moet je geluk hebben: sommige flessen van deze jaargang verouderden slecht. Slechte flessen hebben een onaangenaam stoffig, kurkachtig aroma, dat soms vervliegt na enkele uren verluchting. Die kwaliteitsproblemen zijn ondertussen gelukkig opgelost en de wijnen vanaf 1994 hebben een goede reputatie.


Wijn #1. Stoffige neus en mond, misschien een klein beetje gekurkt. Flinke zuren, peperig aroma, weinig expressie. 79/100 (Groep: 85/100, Parker: 88/100). Ik raadde 1989, maar het bleek de 1988 te zijn (ca. 100 euro).


Wijn #2. Drop en zwart geconfijt fruit in de neus. Redelijk licht van body. Nog redelijk wat zuren, maar mooie tannines, kruiden en drop. Een beetje groenig. 88/100 (Groep: 90/100, Parker: 92/100). Ik dacht dat dit misschien de 1988 kon zijn, maar het bleek de 1985 te zijn (ca. 130 euro).


Wijn #3. Alcoholische neus met vegetale toets en verder niet veel. Droge tannines en koffie in de mond. Waterig, over de top. 81/100 (Groep: 86/100, Parker: 89/100). Ik dacht aan de 1986 en dat klopte ook (ca. 140 euro).


Wijn #4. Peperige en verder vrij gesloten neus, met in de achtergrond toch een en ander dat ‘broeit’. Mooie, evenwichtige, elegante mond. De tannines bijten nog een beetje, maar worden gedomineerd door massa’s zwart, geconfijt fruit, wat koffie en ook wat kirsch likeur. Misschien wat te veel alcohol, want de afdronk brandt lichtjes. Niettemin mooi. 91/100 (Groep: 91; Parker: 89). Dit was niet de 1985 zoals ik dacht maar de 1989 (ca. 91 euro).


Wijn #5. Enigszins alcoholische neus. Lactische elementen, wat vanille, naast ook peper, drop, vlees en snoepgoed. Kruidige mond met nog heel wat tannines, koffie, snoepgoed. Zeer gestructureerd: het fruit blijft nog op de achtergrond. 92+/100 (Groep: 92, Parker: 90). Omwille van de structuur dacht ik aan de 1995, maar tot mijn en ieders verrassing bleek dit de 1994 te zijn (ca. 100 euro).


Wijn #6. Enigszins stoffige neus, nog heel wat houd. Redelijk gesloten, geeft alleen wat kirscharoma’s. Serieuze tannines en heel wat alcohol in de mond, maar ook veel geconfijt zwart fruit, verborgen achter de massieve structuur. Zeer jong. 92/100 (Groep: 92, Parker: 94). Dit moest ofwel de 1995 ofwel de 1996 zijn en het was de 1995 (ca. 150 euro).


Wijn #7. Zeer mooie neus met vlees, geconfijt zwart fruit, peper. Enigszins alcoholisch. In de mond veel structuur en alcohol, maar ook veel fruit. Zeer jong, maar aangenaam. 93/100 (Groep: 94, Parker: 96). Dit was de 1996 (ca. 120 euro).


Zeer mooie resultaten voor Ducru, met 1996 als winnaar van de proeverij, maar 1994 een zeer mooie verrassing. 1995 is nog steeds zeer gesloten, zoals de meeste kwaliteits-Bordeaux’s van die stevige gestructureerde jaargang.


Ter informatie: eerder proefde ik apart Ducru-Beaucaillou 1995 (in 2000), Ducru-Beaucailliou 1999 (in 2002) en Ch. Ducru-Beaucaillou 2000 (in 2003).